druipsnor
- druip·snor
- samenstelling van druip ww en snor [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | druipsnor | druipsnorren |
verkleinwoord | druipsnorretje | druipsnorretjes |
de druipsnor m
- snor waarvan de punten tot schuin onder de mondhoeken hangen
- Het woord 'druipsnor' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.