droomster
  • droom·ster
enkelvoud meervoud
naamwoord droomster droomsters
verkleinwoord droomstertje droomstertjes

de droomsterv

  1. vrouw die droomt, vrouw die regelmatig droomt
     Een droomster die vaak depressief is geweest en zich daaraan nu ontworstelt, droomt dat een blauwe vogel zich losmaakt uit iets zwaars en donkers en dan omhoog vliegt.[1]
  2. vrouw met een beperkte zin voor de werkelijkheid
     Metarey neemt hem onder zijn vleugels, kijkt welwillend toe hoe hij verliefd wordt op zijn beide dochters -eerst op de labiele droomster Christian, later op de mysterieuze, cynische Clara- en zorgt dat hij de beste opleiding krijgt die geld kan kopen.[2]
  1.   Weblink bron “Dromen van A tot Z” (18/12/2009), HP de Tijd
  2.   Weblink bron “De veranderde Amerikaanse droom” (30 juli 2008), Het Parool