Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dringt te·rug
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
terugdringen

dringt (…) terug

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugdringen
    • Jij dringt terug. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugdringen
    • Hij dringt terug. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van terugdringen
    • Dringt terug! 

Gangbaarheid