drieëntachtigjarige

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • drieën·tach·tig·ja·ri·ge, drie·en·tach·tig·ja·ri·ge
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

drieëntachtigjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van drieëntachtigjarig
    • De vulkaan werd weer actief na een drieëntachtigjarige periode zonder uitbarstingen. 
Schrijfwijzen
enkelvoud meervoud
naamwoord drieëntachtigjarige drieëntachtigjarigen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de drieëntachtigjarigev / m

  1. levend wezen dat 83 jaar oud is of iets dat 83 jaar bestaat
    • De drieëntachtigjarige heeft zijn vijf jaar jongere echtgenote tijdens zijn studie in Deventer leren kennen. 
Schrijfwijzen

Gangbaarheid