• door·rot
stellend
onverbogen doorrot
verbogen doorrotte
partitief doorrots

doorrot

  1. doorgerot
    • De doorrotte mast brak in tweeën 
vervoeging van
doorrotten

doorrot

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorrotten
    • ... dat ik doorrot. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorrotten
    • ... dat jij doorrot. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorrotten
    • ... dat hij doorrot. 
62 % van de Nederlanders;
64 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be