Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·klik·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doorklikken
klikte door
doorgeklikt
zwak -t volledig

Werkwoord

doorklikken

  1. inergatief (informatica) een voorwerp op een webpagina aanklikken om naar een andere pagina te navigeren
    • Als je op een rode wikilink doorklikt kom je uit op een bewerkingsbladzijde. 

Zelfstandig naamwoord

de doorklikkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord doorklik

Gangbaarheid