Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dooi·wa·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dooiwater
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het dooiwatero

  1. water dat ontstaat door smelten van bevroren water (zoals ijs en sneeuw)
    • Aanvankelijk zou de tocht op dinsdag plaatshebben, maar de organisatie blies de wedstrijd af omdat er te veel dooiwater op het ijs van de plas nabij Elburg lag.[2] 
    • Bijna was het ook op de Vuntus fout gegaan. Een deel van het parcours was verzwakt door het broeieffect tussen de sneeuw en het ijs. Dooiwater dwong de organisatie op de valreep een nieuwe route te vegen over de noordzijde van de plas.[3] 

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen