doofde uit
- Geluid: doofde uit (hulp, bestand)
- doof·de uit
vervoeging van |
---|
uitdoven |
doofde uit
- enkelvoud verleden tijd van uitdoven
- Ik doofde uit.
- Jij doofde uit.
- Hij, zij, het doofde uit.
- Ik doofde uit.
- Het woord doofde uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.