• dood·aas
enkelvoud meervoud
naamwoord doodaas
verkleinwoord

het doodaaso

  1. (visserij) dode vis die men gebruikt voor het vissen op roofvissen
42 % van de Nederlanders;
44 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be