donderaar
- don·de·raar
- naamwoord van handeling van donderen met het achtervoegsel -aar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | donderaar | donderaars |
verkleinwoord |
de donderaar m
- scheidsrechtersfluit met rammelend balletje
- ▸ Elk jaar fabriceert het bedrijf ongeveer 1,2 miljoen arbitersfluiten. Meer dan de helft daarvan betreft de 'Thunderer', een klassieke fluit met erwt die stamt uit 1884 maar die nog steeds de meest verkochte scheidsrechtersfluit ter wereld is. Topman wordt lyrisch als hij over de Donderaar spreekt.[1]
- de god van de donder
- Het woord donderaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "donderaar" herkend door:
59 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Weblink bron “J. Hudson and Co. makers van fluiten” (22 mei 2000), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be