• dom·weg
  • Afgeleid van dom met het achtervoegsel -weg

domweg

  1. zonder na te denken, wat daardoor ook niet uit te leggen of te begrijpen is
    • Hij heeft het papier domweg weggegooid. 
    • Domweg gelukkig, in de Dapperstraat. [1]
     Sommige dingen kon je domweg niet voorkomen.[2]
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]