Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • do·mi·ni·ca·ner
Woordherkomst en -opbouw

afleiding van dominicaan [1]

stellend
onverbogen dominicaner
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

dominicaner [2]

  1. betrekking hebbend op de orde der dominicanen
     Drie combinaties van commerciële partijen zijn nog in de markt voor de herontwikkeling van het binnenstadstheater. IPMMC (een grote ontwikkelaar die ook betrokken was bij het Van Heekplein) heeft de krachten gebundeld met de woningcorporatie AM Wonen en het Eindhovense architectenbureau DiederenDirrix. De maatschap Tromplaan (met o.a. de projectontwikkelaars Landewé en Punte) heeft de architecten van IAA (Harry Abels) en Merkx + Girod ingeschakeld. De laatste tekende voor het ontwerp van de Selexyz-boekwinkel in de Dominicaner Kerk te Maastricht.[3]
     De heiligverklaarde Pool is Zygmunt Szcezesny Felinski, een 19-de eeuwse bisschop die het katholieke geloof in de jaren van Russische annexatie verdedigde. De twee Spanjaarden zijn Francisco Coll y Guitart, die in de 19de eeuw een Dominicaner orde stichtte, en Rafael Arniaz Baron, die op 22-jarige leeftijd een leven met een luxe leefstijl vaarwel zei om toe te treden tot een spartaans klooster.[4]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. dominicaner op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “Geen plek openluchtpodium” (13-06-2008, 02:59 Laatste update: 04-04-17, 07:22 Bron: tubantia), Tubantia
  4.   Weblink bron “Paus verklaart Belgische pater Damiaan heilig” (11 oktober 2009, 18:26), Het Parool