dokter uit
- Geluid: dokter uit (hulp, bestand)
- dok·ter uit
vervoeging van |
---|
uitdokteren |
dokter (...) uit
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitdokteren
- Ik dokter uit.
- gebiedende wijs van uitdokteren
- Dokter uit!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitdokteren
- Dokter je uit?
- Het woord dokter uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.