disputant
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dis·pu·tant
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van disputeren met het achtervoegsel -ant
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | disputant | disputanten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de disputant m
- iemand die disputeert
Gangbaarheid
- Het woord 'disputant' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.