disabelen
- dis·abe·len
disabelen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
disabelen |
disabelde |
gedisabeld |
zwak -d | volledig |
- zorgen dat iets niet meer werkt of actief is
- Hoe kan ik een gebruiker op mijn Windows computer disabelen.
- Het woord 'disabelen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.