• di·men·si·o·na·li·teit
enkelvoud meervoud
naamwoord dimensionaliteit dimensionaliteiten
verkleinwoord

de dimensionaliteitv [1]

  1. het aantal dimensies dat een structuur heeft
     ' De wetenschapsconsul voerde een vraag in bij de terminal: > Sofon Eén, zijn de ruimtelijke dimensionaliteitscontroles gebruiksklaar? Bevestigd.[2]
  2. het aantal aspecten dat aan een bepaalde zaak kan worden toegekend (m.n. wat betreft psychische aspecten)
     En zo kwam Yoshida met een heel ander maar even sterk verhaal. In het opgelegde werk vond ze reliëf en dimensionaliteit. Ze injecteerde vanaf de eerste noot suspense en dynamiek en koos voor klankmassa en lyrische spankracht om de emancipatorische strijd van de solist te beslechten. Anders dan Zhu speelde ze loopjes niet loepzuiver uit en gedroegen haar harmonieken zich als een weerspannige tiener. Zhu zat met zijn neus op de zoekplaat, Yoshida zag het panorama vanuit een cockpit. Eerlijk? Die helikopterview vonden wij het spannendst. De jury mogelijk ook, maar hoe zwaar laten zij het hedendaagse stuk überhaupt meewegen?[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. LiuCixin
    “Het drielichamen probleem” (2014), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645798
  3.   Weblink bron “Vrijdag op de Koningin Elisabethwestrijd: strijd tussen lucht en vuur” (Zaterdag 1 juni 2024 om 11:49), De Standaard