• dic·tee·no·ma·de
enkelvoud meervoud
naamwoord dicteenomade dicteenomaden
verkleinwoord

de dicteenomadev / m

  1. iemand die het land doortrekt om aan spellingswedstrijden mee te doen
     "De meeste deelnemers hier zijn minstens 50 jaar jonger dan ik. Laat de jeugd maar winnen. Ik ben geen dicteenomade, wel een literatuurliefhebber."[1]
  1.   Weblink bron “Groot Dictee der kuitenbijters” (18 december 2014, 00:00), De Morgen