Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dicht·bran·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dichtbranden
brandde dicht
dichtgebrand
zwak -d volledig

Werkwoord

dichtbranden

  1. overgankelijk door branden iets afdichten
     Na verdoving van het slijmvlies van de neus brandt de KNO-arts met een klein 'soldeerboutje' een enkel bloedend bloedvaatje dicht.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Noordwest Ziekenhuisgroep”