Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • di·a·the·se
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord diathese -
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de diathesev

  1. (medisch) vatbaarheid voor een ziekte
Vertalingen

Gangbaarheid

46 % van de Nederlanders;
53 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen