• dia·klaas
  • afgeleid van het Griekse 'klaō' [ik breek] met het voorvoegsel dia- [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord diaklaas diaklazen
verkleinwoord diaklaasje diaklaasjes

de diaklaasv / m

  1. (geologie) een breuk in een gesteente, waarlangs geen of nauwelijks beweging heeft plaatsgevonden, maar waar het gesteente uit elkaar bewoog dankzij een extensief spanningsregime