Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • des·avou·e·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘niet erkennen’ voor het eerst aangetroffen in 1626 [1]
  • afgeleid van het Franse désavouer (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
desavoueren
desavoueerde
gedesavoueerd
zwak -d volledig

Werkwoord

desavoueren [4]

  1. overgankelijk loochenen, niet erkennen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

45 % van de Nederlanders;
53 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen