Nederlands

 
depodog
Uitspraak
Woordafbreking
  • de·po·dog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord depodog depodogs
depodoggen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de depodogm

  1. afvalbak waarin men de plastic zakjes gevuld met hondenpoep kan deponeren

Gangbaarheid