Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • denk·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord denkwerk denkwerken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het denkwerko

  1. tijd en moeite besteed aan bijvoorbeeld het oplossen van problemen of het voorbereiden van een plan
    • Dat vereiste veel denkwerk. 
     'Het is werkelijk een perfect idee om een paar weken bij ons te komen wonen!' Hierna gaf hij zijn vrouw een vette knipoog. 'Sterk denkwerk, Tal.' Chantal glimlachte breeduit.[1]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. All-inclusive”   (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be