Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • denk·le·ven
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord denkleven denklevens
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het denkleveno

  1. dat deel van het mensenleven dat betrekking heeft op het denken; het geestelijk leven

Gangbaarheid

57 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen