• denk voor·uit
vervoeging van
vooruitdenken

denk (...) vooruit

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruitdenken
    • Ik denk vooruit. 
  2. gebiedende wijs van vooruitdenken
    • Denk vooruit! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruitdenken
    • Denk je vooruit?