dekplaat
- dek·plaat
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dekplaat | dekplaten |
verkleinwoord | dekplaatje | dekplaatjes |
- een vlak, plat en vrij dun stuk materiaal dat dient als afdekking van iets
- ▸ Minister Schippers krijgt tijdens een debat in de Tweede Kamer bijna een lamp op haar hoofd. Een dekplaat van een lamp viel uit het plafond en spatte vlak naast haar uiteen.[2]
- ▸ „Met de dekplaten van het muurtje gaan we nog bezig, de lantaarn en het bankje zijn van de gemeente dus die worden door haar gerepareerd.”[3]
- Het woord dekplaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Minister Schippers krijgt bijna lamp op hoofd” (Donderdag 15 december 2011), NOS
- ↑ Weblink bron Ramon Kunst“Vernielingen bij basisschool Park Stokhorst: ‘Dit is niet de eerste keer’” (25-05-2021), Tubantia