Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·gen·slik·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord degenslikker degenslikkers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de degenslikkerm

  1. (beroep) artiest die in staat is een degen in zijn keel te laten verdwijnen

Gangbaarheid