Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·cor·wis·se·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord decorwisseling decorwisselingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de decorwisselingv

  1. het verwisselen van de achtergrond; het veranderen van de omgeving waarin iets of iemand zich bevindt
     De decorwisseling moet drastisch zijn geweest.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Zij die dromen doden slapen nooit” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044640496