Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·cor·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen decorloos decorlozer decorloost
verbogen decorloze decorlozere decorlooste
partitief decorloos decorlozers -

Bijvoeglijk naamwoord

decorloos

  1. zonder een decor
    • De mimespeler kan zo goed alle toneel attributen suggereren met zijn spel dat een decorloos optreden zeer goed mogelijk is. 

Gangbaarheid