Nederlands

 
decaloog
Uitspraak
Woordafbreking
  • de·ca·loog
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Latijn [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord decaloog decalogen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

decaloog m [2]

  1. (religie) de tien geboden zoals die in het Oude Testament staan geschreven
     Het joodse geloof, geformuleerd in de Decaloog, verbiedt de afbeeldingscultus en laat niet toe aan God een gezicht te geven. In de synagogen komen geen afbeeldingen voor en de portretten, schilderijen of sculpturen van profeten zoals Mozes worden beschouwd als persoonlijke artistieke uitingen van de makers.[3]

Gangbaarheid

41 % van de Nederlanders;
46 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. decaloog op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    sdg
    “Spotprenten: waarom moslims zo heftig reageren” (03/02/2006), De Standaard
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be