Nederlands

Bijwoord

Uitspraak
Woordafbreking
  • de fac·to

de facto

  1. in feite, wat in de praktijk geschiedt, eventueel in contrast met wat er in theorie of juridisch zou moeten plaatsvinden.
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘feitelijk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1510 [1]
Antoniemen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /dɛfakto/
Woordafbreking
  • de fac·to

Bijwoord

de facto

  1. in feite, de facto
Synoniemen

Meer informatie

Verwijzingen