• darm·in·houd
enkelvoud meervoud
naamwoord darminhoud darminhouden
verkleinwoord

de darminhoudm

  1. het mengsel van darmsappen en verteerd voedsel dat zich in de darmen bevindt
     De knaap viel boven op hem, onwezenlijk sterk en stijf, en vreemd: tijdens de felle worsteling die volgde voelde hij, heel feeëriek, bevreemdend scherp, als een oase in de woestenij, als een ijle, monotone vioolstreek achter een trommelslag, zowel zijn water als zijn op slag vloeibaar geworden darminhoud uit zijn lichaam lopen.[2]
     Na gebruik worden ze eerst handmatig schoongemaakt en dan gaan ze in een speciale wasmachine. "Omdat je met zo’n apparaat door darminhoud gaat, kunnen er veel bacteriën op zitten en het blijkt moeilijk om die allemaal te verwijderen."[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Gewassen vlees”   (2014), Em. Querido's Uitgeverij  , ISBN 9789021436173
  3.   Weblink bron
    Rinke van den Brink
    “Reinigen apparatuur voor kijkoperaties gaat niet goed” (12-04-2016), NOS