• dans·pro·gram·ma
enkelvoud meervoud
naamwoord dansprogramma dansprogramma's
verkleinwoord

het dansprogrammao

  1. een televisieprogramma waarin men danst
     Mochten ze mij ooit vragen voor een dansprogramma, ik zou ook weigeren. En toch is er van de grote twijfelaars niemand die achteraf spijt heeft van zijn deelname.[1]
     Volkszangeres Samantha Steenwijk heeft gisteravond de finale van Dancing with the Stars gewonnen. Ondanks dat eergisteren haar teen uit de kom schoot wist ze zich kranig door de finales te dansen. Bijna een miljoen mensen zagen de zangeres het dansprogramma winnen.[2]


  1.   Weblink bron
    Pieter Dumon
    “De interne keuken van ‘De slimste mens’: medewerkers klappen uit de biecht” (8 december 2019), De Morgen
  2.   Weblink bron “Samantha Steenwijk wint Dancing with the Stars met geblesseerde teen” (26-10-2019), Tubantia