danse
- dan·se
vervoeging van |
---|
dansen |
danse
- aanvoegende wijs van dansen
- Het woord danse staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
danser |
danse
- eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van danser
- eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van danser
- tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van danser
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
danse |
dansdje |
gedans |
zwak | volledig |
- IPA: /dansɐ/ (Etsbergs)
danse
- dan·se
danse
- dansen
- «Danse macht Schpass un is aa gsund.»
- Dansen maakt plezier en is ook gezond.
- «Danse macht Schpass un is aa gsund.»
- derde persoon enkelvoud
- er danst (mannelijk)
- sie danst (vrouwelijk)
- es danst (onzijdig)