Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dak·lijn
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord daklijn daklijnen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

daklijn v/m [1]

  1. bovenkant van het dak
    • De daklijn van de Touring Sports loopt naar achteren schuin af. Dat ziet er leuk uit, maar is funest voor de hoofdruimte op de achterbank. Lange mensen moeten in de Corolla met panoramadak onderuit gaan zitten en dat heeft weer nadelige gevolgen voor de beenruimte. [2] 
    • Je zit best laag in de nieuwe Kia en dat is mede het gevolg van de vier centimeter lagere daklijn, in vergelijking met een Golf of Astra. Sportief ingestelde bestuurders vinden zo'n lage zit misschien fijn, maar de massa niet. Kijk maar eens naar het succes van de SUV's. [3] 
    • De daklijn is 1,5 centimeter verlaagd om hem sportiever te laten ogen. Helaas blijft daardoor weinig hoofdruimte over, vooral met een panoramadak. [4] 

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen