dagkalender
- Geluid: dagkalender (hulp, bestand)
- dag·ka·len·der
- samenstelling van dag zn en kalender zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dagkalender | dagkalenders |
verkleinwoord | - | - |
de dagkalender m
- kalender met één blad voor elke dag (die vaak ook een spreuk of mop bevat)
- Het woord dagkalender staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.