• daag uit
vervoeging van
uitdagen

daag uit

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitdagen
    • Ik daag uit. 
  2. gebiedende wijs van uitdagen
    • Daag uit! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitdagen
    • Daag je uit?