cynicus
- cy·ni·cus
- via Latijn Cynicus van Oudgrieks κυνικός (kunikós) "aanhanger van de filosofie van Antisthenes", een wijsgeer die zijn opvattingen verkondigde in een galerij die Κυνόσαργες (kunósarges) heette [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cynicus | cynici |
verkleinwoord | - | - |
de cynicus m
- (filosofie) aanhanger van de opvattingen van Antisthenes en zijn volgelingen, dat mensen zich niets moeten verbeelden
- iemand die nadrukkelijk laat zien niet te geloven in goede bedoelingen en het streven naar idealen
- Het woord cynicus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "cynicus" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ cynicus op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be