Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cy·ni·cus
Woordherkomst en -opbouw
  • via Latijn Cynicus van Oudgrieks κυνικός (kunikós) "aanhanger van de filosofie van Antisthenes", een wijsgeer die zijn opvattingen verkondigde in een galerij die Κυνόσαργες ‎(kunósarges) heette [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord cynicus cynici
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de cynicusm

  1. (filosofie) aanhanger van de opvattingen van Antisthenes en zijn volgelingen, dat mensen zich niets moeten verbeelden
  2. iemand die nadrukkelijk laat zien niet te geloven in goede bedoelingen en het streven naar idealen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen