cyclamen
- cy·cla·men
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘plantengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in 1624 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cyclamen | cyclamens |
verkleinwoord | - | - |
- (plantkunde) plantengeslacht uit de sleutelbloemfamilie
de cyclamen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord cyclaam
- Het woord cyclamen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "cyclamen" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
55 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "cyclamen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ cyclamen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be