• cu·ba·ner
  • Noorse zelfstandig-naamwoordsvorm met het achtervoegsel -er
Naar frequentie 51964
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   cubaner     cubaneren     cubanere     cubanerne  
genitief   cubaners     cubanerens     cubaneres     cubanernes  

cubaner, m

  1. (demoniem) Cubaan (mannelijke vorm)
  2. (demoniem) Cubaanse (vrouwelijke vorm)