crisisheffing
- cri·sis·hef·fing
- samenstelling van crisis zn en heffing zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | crisisheffing | crisisheffingen |
verkleinwoord |
de crisisheffing v
- (economie) eenmalige extra belasting die men moest betalen bij zeer hoge inkomst om de economische crisis te kunnen bestrijden
- ▸ Uitgangspunt van de maatregelen is dat werk boven inkomen gaat. Voor 2013 worden geen extra bezuinigingen voorgesteld. Het kabinet wil belastingschijven en heffingskortingen bevriezen en zet in op een extra jaar de nullijn voor rijksambtenaren. Verder wil het ook dat de werknemers in de zorg er 2,5 jaar niets bij krijgen. De crisisheffing die werkgevers moeten betalen voor hoge inkomens geldt ook volgend jaar. Een eerder aangekondigde lastenverlichting voor bedrijven gaat niet door.[1]
- ▸ Er is groeiend verzet tegen de crisisheffing; een extra maatregel van het rijk om topinkomens zwaarder te belasten. Belastingadviseurs zeggen dat de maatregel oneerlijk is en dat bedrijven massaal bezwaar moeten maken.[2]
- Het woord crisisheffing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Krijgt kabinet oppositie warm voor plannen?” (Vrijdag 1 maart 2013, 12:42), NOS
- ↑ Weblink bron “Onrust over crisisheffing” (Woensdag 20 februari 2013, 18:24), NOS