creer
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
creer |
creía |
creído |
volledig |
creer
- IPA: /kɾeˈeɾ/
- cre·er
- onovergankelijk (~ en) geloven in
- overgankelijk geloven, aannemen, wanen
- denken, menen, veronderstellen
- « creer en Dios»
- in God geloven
- « creer en Dios»
- [2] aceptar
- [3] considerar