• co·ry·fee
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘uitblinker’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord coryfee coryfeeën
verkleinwoord coryfeetje coryfeetjes

de coryfeev / m

  1. bekend iemand met goede eigenschappen, uitblinker, een ster, bekende Nederlander, beroemdheid
    • Allerlei coryfeeën deden mee aan de inzamelingsactie voor Nepal 
    • „Wilders is een wolf in schaapskleren”, zegt CDA-coryfee Gerd Leers tijdens de verkiezingsavond.[2] 
81 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[3]