Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·ro·na·zie·ken·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord coronaziekenhuis coronaziekenhuizen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het coronaziekenhuiso

  1. (medisch) een ziekenhuis dat zich volledig richt op de behandeling van mensen die het coronavirus hebben opgelopen.
     Terwijl in Spanje het aantal besmettingen oploopt, verrijst in rap tempo een nieuw coronaziekenhuis in de Madrileense wijk Valdebras, iets ten noorden van de hoofdstad.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 20 januari 2017 “In een paar weken bouwt Spanje een coronaziekenhuis”, NS