coronasterfte
- co·ro·na·sterf·te
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | coronasterfte | coronasterften coronasterftes |
verkleinwoord |
de coronasterfte v
- (medisch) sterfgevallen als gevolg van besmetting met een coronavirus
- De coronasterfte was in maart en april 2020 erg hoog.
- Het woord 'coronasterfte' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.