• co·ro·na·dip
enkelvoud meervoud
naamwoord coronadip coronadips
verkleinwoord coronadipje coronadipjes

de coronadipm

  1. een emotioneel slechte periode door de coronavirusepidemie
     NOS op 3 zocht uit hoe therapie kan helpen bij een coronadip:[1]
  2. economische krimp door het coronavirus
     Ze willen onder meer dat er een eind komt aan de groei van Schiphol, waar het vliegverkeer na de coronadip al weer flink aantrekt. De verwachting is dat het rond 2024 weer op het oude niveau is.[2]


  1.   Weblink bron “Jongvolwassenen ongelukkiger: 'Ze missen mijlpalen die je niet even inhaalt'” (03-09-2021), NOS
  2.   Weblink bron
    Judith van de Hulsbeek
    “Omwonenden: Schiphol kan 100 bestemmingen missen” (14 mei 2022), NOS