• co·rol·la·ri·um
enkelvoud meervoud
naamwoord corollarium corollaria
verkleinwoord corollariumpje corollariumpjes

het corollariumo

  1. toevoegsel, bijvoegsel, aanhangsel, toegift
  2. stelling die onmiddellijk uit het voorafgaande volgt, uitvloeisel
29 % van de Nederlanders;
52 % van de Vlamingen.[3]