Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·po·ly·me·ri·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
copolymeriseren
copolymeriseerde
gecopolymeriseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

copolymeriseren

  1. ergatief (scheikunde) een reactie ondergaan waarbij minstens twee verschillende monomeren tot een keten aaneengeregen worden
    • Door een di-isocyanaat en een polyol te laten copolymeriseren ontstaat er een polyurethaan. 

Gangbaarheid