convertibiliteit
- con·ver·ti·bi·li·teit
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘inwisselbaarheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1953 [1]
- afgeleid van convertibel met het achtervoegsel -iteit [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | convertibiliteit | - |
verkleinwoord | - | - |
1.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord convertibiliteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "convertibiliteit" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ convertibiliteit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).