• con·tro·le·ap·pa·raat
enkelvoud meervoud
naamwoord controleapparaat controleapparaten
verkleinwoord

het controleapparaato

  1. (bedrijfskunde) organisatie die toezicht uitoefent
     Veel boeren zouden niet hebben geïnvesteerd in hun bedrijf, vertelt vakbondsleider Christos Sideropoulos, maar in veel te dure machines en auto’s: "Ons land had jammer genoeg geen goed controleapparaat. Het dossier van een boer kon makkelijk worden veranderd. Zonder aan voorwaarden te voldoen, kon het geld worden opgestreken."[2]
  2. (techniek) hulpmiddel bij het toezichthouden
     Autoredacteur Niek Schenk: ,,Bij een stilstaand controleapparaat met radar of detectielussen in het asfalt is de snelheid van het langsrijdende voertuig snel en precies te meten. Maar politieauto’s hebben dergelijke apparatuur niet. De meting wordt daar handmatig verricht door het betreffende voertuig met zo veel mogelijk dezelfde snelheid en op gelijke afstand een tijdlang te volgen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Griekse genen: boosheid van de boeren” (18-09-2015), NOS
  3.   Weblink bron
    Niek Schenk
    “‘Waarom meet een politieauto de snelheid anders dan een flitspaal?’” (04-07-2020), Tubantia